Vorige week deed ik al een bekentenis, en nu moet er opnieuw iets van mijn hart. Ik lust geen bier. Ik lust geen bier en zal dat waarschijnlijk nooit lusten. Zelfs dat biertje waarover iedereen aan de feesttafel lyrisch is, zegt me niets. Ik proef wel eens en zeg dan wat ik er wél lekker aan vind. Meestal gaat dan over het schuim dat zacht is of een zoete afdronk die mij op een of andere manier een frisdrank doet denken. Pieter Kesselaers
Ook in mijn caféjaren, die tijden waarin er alles mocht en vooral niets moest, dronk ik nooit een glas bier leeg. Het werd telkens weer voor je neus gezet alsof er maar één drank bestond. Iets anders bestellen deed je niet. Je zet geen glas frisdrank naast een halfvolle pint. En geef je toe: stuur jij een vriend met een bestelling van zes glazen bier en een cola light naar de toog? Er werd ook altijd van uit gegaan dat iedereen gewoon een pinkje omhoog* wilt. Wat ik als alternatief wel eens durfde bestellen, was een zogenaamde mazout: cola met bier. Eigenlijk helemaal niet te zuipen, maar het bittere was al voor de helft weg.
En toch gebeurt het wel eens dat ik ‘s avonds een blikje opentrek, drie teugen doe, mijn mondhoeken optrek en de helft van de inhoud door de gootsteen giet. Terwijl het afvoerputje het goedje opslurpt, drink ik een groot glas spuitwater leeg. De bitterheid vloeit dan uit mijn lijf en dat is maar goed ook. Vijftien seconden peinzen over de tijden waarin alles mocht en vooral niets moest, is lang genoeg. Ik heb het bittere van het leven nooit weten appreciëren. Maar soms is het eens goed om jezelf ermee te confronteren, zodat je het zoete van alledaags meer leert waarderen. M
*Is het nog altijd een ding om je pink aan de barman te tonen om een biertje te bestellen? Het was in ieder geval een pinkje omhoog of je stem schor roepen: colaaa liiiight. Meer dan eens moest je jezelf drie keer herhalen en hopen dat je de juist bestelling kreeg.